Ga naar de inhoud

Het proces van instellen en evalueren van hoortoestellen

Om het hoortoestel goed te kunnen instellen op je gehoorverlies, is een volledig audiogram noodzakelijk. In het audiogram staat het resultaat van de hoortest. Daaruit kan de audicien aflezen wat het gehoorverlies bij de verschillende toonhoogten is. Hij kan ook aflezen of het probleem van het gehoorverlies zich in het slakkenhuis bevindt, of dat het probleem in het middenoor zit.

Welke informatie is er nodig om mijn hoortoestel op mijn gehoorverlies in te stellen?

Om het hoortoestel goed te kunnen instellen op uw gehoorverlies, is een volledig audiogram noodzakelijk. In het audiogram staat het resultaat van de hoortest. Daaruit kan de audicien aflezen wat het gehoorverlies bij de verschillende toonhoogten is. Hij kan ook aflezen of het probleem van het gehoorverlies zich in het slakkenhuis bevindt, of dat het probleem in het middenoor zit.

De audicien vraagt aan de hand van een vragenlijst in welke situaties de meeste moeite hebt met goed horen. Het is slim om daar voorafgaande aan het gesprek goed over nagedacht te hebben. De audicien zal ook vragen of u sommige situaties vermijdt in verband met slechter horen. Hij zal ook vragen in hoeveel uiteenlopende hoor situaties u komt die voor u belangrijk zijn. Samen met de audicien bepaalt u welk hoortoestel voor u de beste keuze lijkt.

Als eerste stap wordt de informatie van het audiogram door het computerprogramma van uw hoortoestel gebruikt om een eerste instelling van het hoortoestel te berekenen. Dat gebeurt aan de hand van internationaal erkende “rekenregels”. Hiermee wordt voor elke toonhoogte de juiste versterking berekend.

  • Nadat het hoortoestel door de computer op de juiste versterking is ingesteld, voert de audicien een “feedbacktest” uit. Hiermee wordt bepaald hoe snel het hoortoestel gaat fluiten (rondzingen). De kans op rondzingen wordt bepaald door de combinatie van de versterking van het hoortoestel en de mate van afsluiting door het oorstukje of de dome, het “parapluutje” dat in de gehoorgang wordt geplaatst.
  • Na de feedbacktest wordt een REM meting uitgevoerd. (REM = Real Ear Measurement). De audicien plaatst een dun slangetje vlak bij het trommelvlies. Daarmee meet hij hoeveel geluid er bij het trommelvlies aankomt. Zo controleert de audicien of het hoortoestel inderdaad de door de software berekende versterking levert. Als het nodig is past de audicien de instelling aan.
  • Als de instellingen van het hoortoestel met de REM-meting goed zijn ingesteld, wordt er een “vrije veld spraaktest” uitgevoerd. Bij deze test krijg u op verschillende sterkte woorden te horen via een luidspreker. U moet dan nazeggen wat er wordt gezegd. Op deze manier bepaalt de audicien of het beoogde resultaat van de hoortoestellen is behaald.
  • De audicien zal ook in de spreekkamer nagaan hoe goed uw verstaan is door harder en zachter te spreken. Ook wordt nagegaan hoe de balans is tussen de toestellen, en of u de richting kunt aangeven waar geluid vandaan komt

  • De audicien vraagt nadat het hoortoestel is ingesteld en de testen zijn uitgevoerd, hoe u vindt dat het geluid klinkt. Zeker als het uw eerste hoortoestel is, is het erg wennen aan de luidheid en de klanken die u hoort. Meestal went dat na enige tijd. De audicien kan de instelling van het hoortoestel zo aanpassen dat het prettiger klinkt. Het is belangrijk dat u zo precies mogelijk omschrijft wat uw klacht is. Het is vaak lastig om dat precies te omschrijven. Daarom is er ook de proefperiode om het effect van de hoortoestellen in het echt te ervaren.
  • Naast het volume en de klank is ook de pasvorm belangrijk. Het oorstukje of de dome moet de hele dag zonder pijnklachten gedragen kunnen worden. Het kan zijn dat de audicien iets verandert aan het oorstukje of de dome naar aanleiding van jouw opmerkingen. Een goede hooroplossing is de juiste combinatie van de instelling van het hoortoestel én de juiste uitvoering van het oorstukje of de dome.
  • Het kan ook zijn dat de audicien adviseert dat u eerst een poosje gaat wennen aan het gebruik van het hoortoestel. Vaak wen je aan de dingen die je als eerste opvielen.

Na de eerste afspraak start de proefperiode. Daarin gaat u in verschillende situaties het hoortoestel uitproberen. Toen de keuze voor het hoortoestel is gemaakt, heeft u aangegeven in welke situatie u last ervaart van uw gehoorprobleem. Vooral in deze situaties moet u het hoortoestel testen. De audicien zal in de volgende afspraak vragen hoe het is gegaan in die situaties (“hoordoelen”). Het is handig om notities te maken van uw ervaringen. Wat ging beter? Wat is nog moeilijk? In welke omstandigheden?

Als u al snel hinder van de toestellen ervaart ga dan snel terug naar de audicien. Houd uw toestellen de hele dag in. Alleen dan gaat u wennen en weet u het beste wat voor u goed werkt. Noteer het als u de neiging hebt de toestellen uit te doen: waarom en in welke omstandigheden. Neem uw aantekeningen mee naar de audicien.

De audicien kan tijdens de proefperiode de instelling van het hoortoestel aanpassen aan de hand van uw opmerkingen. Hij kan andere rekenregels uitproberen, de instellingen aanpassen of soms andere speakers gebruiken. Hoe beter u uw ervaringen heeft opgeschreven hoe beter hij dat kan. Bedenk echter wel dat niet elke verandering van de instelling van het hoortoestel een verbetering betekent. Het toestel moet ook genoeg ruimte geven om iets harder te zetten zonder vervorming. Als u vindt dat het hoortoestel te hard staat, kan de audicien het hoortoestel zachter instellen. Maar dat gaat dan wel ten koste van het spraakverstaan. Als het niet lukt te komen tot een goede afstelling moet soms een ander hoortoestel worden uitgeprobeerd.

Als u merkt dat het hoortoestel niet meer het effect heeft zoals in het begin, is het zaak om aan afspraak met de audicien te maken. Hij kan dan onderzoeken wat de oorzaak daarvan is. Er zijn verschillende redenen waardoor het effect van het hoortoestel minder is geworden:

  • Het gehoor is achteruitgegaan

Afhankelijk van de oorzaak is er een specifieke oplossing. Als bijvoorbeeld het gehoor achteruitgegaan is, is het altijd mogelijk om de instelling van het hoortoestel aan het veranderde gehoorverlies aan te passen.